Tot 31 december 2019 was de Wet werk en zekerheid (Wwz) van kracht. Deze wet gooide in 2015 het arbeidsrecht volledig op de schop, met als doel:
- Een sterkere rechtspositie voor flexwerkers
- Een sneller, goedkoper en eerlijker ontslagrecht
- De WW meer richten op mensen snel aan het werk te krijgen.
Gevolgen van de Wet werk en zekerheid
Aanzegtermijn
De Wet Werk en Zekerheid bepaalde dat werkgevers bij tijdelijke contracten van 6 maanden of langer een aanzegplicht kregen. Werkgevers moesten uiterlijk 1 maand van tevoren aan tijdelijke krachten laten weten of, en onder welke voorwaarden, het contract zou worden verlengd. Als de werkgever te laat was met aanzeggen, moest een vergoeding aan de werknemer worden betaald. Deze vergoeding kwam overeen met het loon dat de werknemer verdiende in de periode dat de werkgever te laat is met aanzeggen.
Geen proeftijd
Er mocht geen proeftijd meer worden opgenomen in tijdelijke arbeidscontracten die korter dan 6 maanden duurden.
Geen werk, geen loon
Tot 2015 kon voor maximaal 6 maanden een contract worden uitgegeven met het principe ‘geen werk, geen loon’. Bij cao mocht daar onbeperkt van worden afgeweken. De Wet Werk en Zekerheid legde dit onbeperkte afwijken aan banden en zorgde dat dergelijke contracten in alle gevallen maximaal 6 maanden duurden.
Concurrentiebeding
De Wet Werk en Zekerheid stelde dat geen concurrentiebeding mag worden opgenomen in tijdelijke contracten. Dit betekende dat een werknemer na een dienstverband met tijdelijke contracten voor een concurrent mag werken. Uitzondering op deze regel was mogelijk bij goed onderbouwde en zwaarwegende bedrijfsbelangen.
Het uitzendbeding
Het uitzendbeding is nog altijd een krachtig en helder middel om te voorkomen dat loon moet worden doorbetaald wanneer een uitzendkracht of payrollmedewerker niet meer aan het werk is. Zowel de werkgever als -nemer kan op elk moment de samenwerking beëindigen.
Tot 2015 mocht het uitzendbeding maximaal 26 weken duren. Bij cao kon daar echter onbeperkt van af worden geweken. Dat was met de WWZ niet meer mogelijk. De wet zorgde dat bij cao tot maximaal 78 weken kon worden afgeweken van het maximum.
Ketenregeling
Tot 2015 kon een flexwerker in 3 jaar tijd via drie tijdelijke contracten werken voor een opdrachtgever. Na die 3 jaar moest een vast contract worden aangeboden, of moet de samenwerking worden beëindigd. Na een pauze van 3 maanden kon er een nieuwe keten van tijdelijke contracten worden aangegaan.
Vanaf 1 juli 2015 mochten nog maar drie tijdelijke contracten in 2 jaar tijd worden aangeboden. De pauze waarna een nieuwe keten kan worden gestart, veranderde naar 6 maanden.
Ontslagrecht
- Bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen of langdurige arbeidsongeschiktheid moest de ontslagvergunning aangevraagd worden bij het UWV;
- Bij ontslag om persoonlijke redenen (bijvoorbeeld vanwege het functioneren) moest de ontslagprocedure lopen via de kantonrechter;
Alle werknemers die 2 jaar of langer in dienst zijn geweest kregen recht op een transitievergoeding. Dat gold ook voor werknemers waarvan het tijdelijk contract na een dienstverband van 2 jaar niet werd verlengd.
De hoogte van de transitievergoeding werd bepaald door de duur van het dienstverband. Bij een dienstverband tot 10 jaar bedroeg de vergoeding 1/3e maandsalaris per gewerkt jaar. Voor ieder jaar dat het dienstverband langer duurde, kwam er een half maandsalaris bij. Maximaal bedroeg de vergoeding € 75.000,- of een jaarsalaris bij een inkomen hoger dan € 75.000,-.
Als het ontslag ernstig verwijtbaar was aan de werkgever of -nemer, dan kon de rechter een transitievergoeding vaststellen die hoger of lager was.
De transitievergoeding kon door werknemers worden gebruikt voor (om)scholing of arbeidsbemiddeling. Zo konden ze sneller een nieuwe baan vinden.
Wijziging WW
Als een werknemer in de WW belandde, ontving hij de eerste 2 maanden 75% van het brutoloon. Na die 2 maanden kreegt hij 70% uitgekeerd.
Na 6 maanden WW werd alle arbeid ‘passend’. Een werkzoekende mocht dan geen baan meer weigeren.
Het loonde om vanuit de WW te werken. Als werkende mocht je 30% van het verdiende brutoloon zelf houden.
Wijziging WW
Er kon maximaal 24 maanden gebruik worden gemaakt van de WW. Voor de eerste 10 werkjaren gold dat 1 jaar arbeidsverleden goed was voor 1 maand WW. Elk jaar dat daar op volgde, leverde een halve maand WW op.